Tea Cup

Meer dan achtentwintig jaar geleden startte de ICEJ haar thuiszorgpastoraat om te werken onder de aankomende golf van Russisch-Joodse immigranten na het uiteenvallen van de Sovjet-Unie. Het is altijd een soort verborgen werk geweest, dat met liefde werd uitgevoerd om het stichtingsmandaat van de Christelijke Ambassade te vervullen: “Troost, troost Mijn volk!” (Jesaja 40:1).

Door de jaren heen heeft het thuiszorgprogramma verschillende seizoenen gekend, waaronder moeilijke tijden van intifada’s en oorlogen, en een pandemie die voor velen eenzaamheid en angst veroorzaakte.

Het hart van het werk is echter hetzelfde gebleven – de armen, zieken, ouderen, gehandicapten en alleenstaande moeders bezoeken. Hun dagelijks leven delen, hun noden zien en hulp bieden. Gewoon naast hen staan in moeilijke tijden.

Onlangs waren de straten van Jeruzalem vol met voornamelijk jonge mensen uit heel Israël om de hereniging van de stad in 1967 te vieren. Ze dansten en zwaaiden met Israëlische vlaggen, ondanks de voortdurende oorlog, en hun vreugde voelde als een tastbare geest van hoop.

Ik vond die dag mijn weg door de menigte naar Tanya’s appartement. Haar keuken is klein en nogal donker. Ze maakte een kopje thee voor ons beiden en was blij me te zien omdat ze zich down en onwel voelt. Omdat ze eens per week haar hart met me deelt, krijgt ze bemoediging van onze tijd samen. Ze was zich blijkbaar niet bewust van het gezang buiten haar appartement en begon te praten.

“Ik had nooit gedacht dat mijn leven in Israël zo moeilijk zou zijn. Ik heb nooit zulke problemen gehad in de jaren dat ik in Oekraïne woonde. Aliyah maken was zoveel anders dan ik had verwacht,” deelde ze.

Ik probeerde haar te relativeren door te zeggen: “Maar daar was je zoveel jonger. Denk je niet dat de jaren een verschil maken?”

“Nee,” antwoordde ze. “Hier in Israël… met de langdurige, voortdurende oorlog, de gijzelaars, lijkt er nog geen licht aan het einde van de tunnel te zijn; geen hoop. Maar het moeilijkst voor mij is het ‘lawaai’ dat de wereld maakt tegen Israël, het wijdverspreide antisemitisme.”

Ik begreep haar helemaal. Voor ons allemaal hier is deze oorlog moeilijk en in veel opzichten een uitdaging om hoop en geloof te behouden. Ik bood enkele sprankjes hoop en toen de thee bijna op was, sprak ze opnieuw.

“Ondanks alles is dit mijn thuis. Hier hoor ik thuis en ik ben de God van Israël dankbaar.”

Ik stapte haar huis uit. De zon was warm, de lucht helder blauw. Overal om me heen hoorde ik gezang en dans in Jeruzalem, zoals de Hebreeuwse profeten hadden voorspeld, een herinnering aan de trouw van de God van Israël.

Op een late avond kreeg ik een telefoontje van een verzorger die me vroeg om naar het appartement van een oudere man te komen. Hij is 98 en blind, en sinds het begin van de oorlog herbeleeft hij de nachtmerrie van de Tweede Wereldoorlog, die hij als jongen had overleefd. Hij zat gevangen in het helse concentratiekamp Pechora in Oekraïne, een trauma dat hem zijn hele leven als een schaduw heeft achtervolgd. Als ik hem zijn wekelijkse boodschappen breng, maken we altijd een gezellig praatje. Maar de afgelopen maanden was hij soms gekweld, verward en angstig.

Ik glipte door de duisternis van Jeruzalem naar zijn huis en samen met de verzorger brachten we hem naar bed. Woorden hielpen niet om hem te kalmeren; de angst is zijn realiteit. Het was vroeg in de ochtend toen hij eindelijk in een diepe, rustgevende slaap viel.

Het voelde als een voorrecht om in zijn kamer te mogen zitten tot zijn ademhaling dieper en langzamer werd. Over een paar uur zou de nieuwe dag beginnen en met de zonsopgang in de ochtend zouden de dingen er anders uitzien. Samen met de verzorger vonden we altijd een manier om hem te helpen. Hij was niet alleen in die donkere uren van de nacht. Hij wist dat ik bij hem was en voor nu was dat genoeg.

De thuiszorg is een nieuw seizoen van haar werk ingegaan. Toch gaat onze stille, verborgen hulpverlening aan zieken en minderbedeelden door, alleen deze keer te midden van een langdurige oorlog. Doe alsjeblieft met ons mee in dit werk als een leger van dragende en biddende gelovigen die in de kloof staan voor dit kostbare Joodse volk.

Geschreven door Corrie van Maanen